11 december 2017

Kaartlezen (27) - Het dier als cartograaf


In de tv-serie Nederland van Boven was een paar jaar geleden ‘De dag van de meeuw’ te zien, over een meeuwenmoeder op Texel die ’s ochtends naar Amsterdam vliegt om daar uit vuilnisbakken in het centrum te snacken en ’s middags via de Noordzee weer terugkeert naar haar jongen. Wie het filmpje eenmaal heeft gezien, kijkt nooit meer hetzelfde naar een meeuw. Dieren leveren bijzondere kaarten op. Voor het menselijk oog lijken hun verplaatsingspatronen al snel willekeurig, alsof ze maar wat rondzwerven. Maar achter al die kronkellijnen zit een verhaal. Dieren gaan waar het veilig is, waar voedsel is en waar ze soortgenoten kunnen vinden of ontwijken. En net als mensen kunnen ze individueel enorm van elkaar verschillen. De één komt niet van zijn plek, de ander trekt eropuit.

De kaart die hier is afgebeeld, toont de noordoostelijke punt van Australië, het Cape York Peninsula. De kleurige lijnen zijn de verplaatsingen van vijf krokodillen die werden gevolgd met een elektronisch implantaat onder de huid. Je ziet dat twee krokodillen nauwelijks van hun plaats komen, twee andere zwemmen langs de kust en de vijfde beweegt zich in een lange rivier. De kaart is afkomstig uit het boek Where the Animals Go van James Cheshire en Oliver Uberti, dat dit jaar de prijs won van de British Cartographic Society voor de beste bijdrage op cartografisch gebied (link). De atlas brengt het ruimtelijk gedrag van vijftig diersoorten in kaart en geeft daarbij uitleg. Er zijn slangen die de Himalaya oversteken en een eenzame wolf die de Alpen doorkruist op zoek naar soortgenoten. Er is een albatros die in drie maanden een ‘rondje Antarctica’ doet, met tussenstops op diverse eilanden. Net als de krokodillen heeft hij soortgenoten die minder ver van huis gaan. De dieren in het boek zijn niet alleen gevolgd door ze te taggen, maar soms ook met verborgen camera’s. Zo ontdekten de onderzoekers dat het aantal jaguars in Peru veel kleiner is dan eerder werd gedacht. Bij waarnemingen van jaguars blijkt het vaak te gaan om hetzelfde dier dat zich verplaatst over grote afstanden.

De makers van de atlas hopen dat de kaarten helpen om de vaak moeizame relatie tussen mens en dier te verbeteren. De krokodillenkaart is daar een goed voorbeeld van. De grootste mannetjes en de vrouwtjes hebben hun eigen territorium en verplaatsen zich over kleine afstanden. De krokodillen die het vaakst in aanraking met mensen komen, zijn de exemplaren die grote afstanden afleggen op zoek naar een eigen territorium. Maar die zijn het minst gevaarlijk, en bovendien blijkt het weinig zin te hebben om ze te verplaatsen. Op de kaart is te zien hoe zo’n ‘probleemkrokodil’ werd vervoerd (het kaarsrechte rode stippellijntje) naar de andere kant van het schiereiland. Het dier zwom binnen een maand rond de hele kaap weer terug naar zijn oude plek, over een afstand van ruim vierhonderd kilometer.




Verschenen in Geografie, december 2017